Schmallenberg Virus

Schmallenberg-virus

Schmallenbergvirus
Eind november 2011 kreeg de Veekijker Kleine Herkauwers van de GD een melding van een bedrijf waar meerdere lammeren met aangeboren afwijkingen werden geboren. Na pathologisch onderzoek is het bedrijf op 1 december bezocht.

In de week daarop kreeg de Veekijker een drietal meldingen van bedrijven waar grote aantallen lammeren met vergelijkbare aangeboren afwijkingen werden geboren. Ook deze bedrijven zijn bezocht en er zijn bloedmonsters genomen van de moederdieren en er zijn afwijkende lammeren voor pathologisch onderzoek ingestuurd.

Op 15 december 2011 heeft het CVI in Lelystad in de hersenen van lammeren het schmallenbergvirus (SBV) aangetoond. Op 20 december 2011 is een meldplicht ingesteld voor veehouders en dierenartsen. In de maand december steeg het aantal meldingen snel en op 31 december hadden 65 bedrijven melding gedaan van de geboorte van lammeren met een aangeboren afwijking. De lammeren met aangeboren afwijkingen kwamen zowel levend als dood ter wereld. De percentages afwijkend geboren lammeren waren zeer wisselend per bedrijf, maar konden soms oplopen tot 30% van de geboren lammeren.

De belangrijkste macroscopische bevindingen bij pathologisch onderzoek waren arthrogrypose (kromme poten), torticollis (draainek), scoliose (zijdelingse kromming van de rug), kyfose (bochel in de rug naar boven), lordose (bochel in de rug naar beneden), brachygnatisme inferior (verkorte onderkaak) en verschillende afwijkingen aan het zenuwstelsel, met name onderontwikkeling van de kleine en grote hersenen en ruggenmerg.

De beschreven aangeboren afwijkingen zijn niet zozeer specifiek voor een bepaalde oorzaak, als wel voor het stadium van de dracht waarin het drachtige dier contact heeft met een bepaald oorzakelijk agens. Bij schapen en geiten lijkt vooral de periode tot dag 60 van de dracht de gevoelige periode. In de literatuur worden de volgende mogelijke oorzaken beschreven van aangeboren afwijkingen van lammeren: genetische afwijkingen, giftige stoffen uit planten of chemicaliën, voedingsdeficiënties, fysische oorzaken of bepaalde virussen.

Virussen die aangeboren afwijkingen bij schapen en geiten kunnen veroorzaken zijn het bluetongue virus (BTV), het border disease virus (BDV), het bovine virus diarree virus (BVDV) en virussen uit de familie Bunyaviridae.Uitbraken van aangeboren afwijkingen bij lammeren zijn zeldzaam en zijn niet eerder beschreven in Europa. Het SBV behoort tot het genus Orthobunyavirus van de familie Bunyaviridae.

Uit onderzoeksresultaten over SBV bij mensen is gebleken dat het geen zoönose betreft. In totaal is van 301 personen die veel contact hadden gehad met afwijkende lammeren of kalveren een bloedmonster afgenomen. Het betrof in de meeste gevallen veehouders en dierenartsen. In het bloed van geen van deze personen zijn aanwijzingen gevonden voor een infectie met het SBV. Op basis daarvan is geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat dit virus van dier op mens kan worden overgedragen.

De diagnose schmallenbergvirus
Aangeboren misvormingen worden elk jaar waargenomen. Pathologische afwijkingen bij pasgeboren lammeren als kromme poten (arthrogrypose), hersenafwijkingen (o.a. hydranencephalie), afwijkingen aan de wervelkolom (scoliose, kyphose, lordose), verkorte onderkaak (brachygnatia inferior) duiden op contact met een teratogeen agens tijdens de gevoelige periode van de dracht (dag 30-60). Deze verschijnselen zijn niet specifiek voor een bepaalde infectie. De oorzaak van de aangeboren afwijkingen kan worden vastgesteld door serologisch onderzoek van het lam, wanneer dat nog geen biest heeft gedronken. Ook kan er een PCR op hersenweefsel van de lammeren worden uitgevoerd. 
Serologisch onderzoek van het moederdier geeft alleen informatie of het dier ooit in contact is geweest met het SBV.

De risicofactoren van schmallenbergvirus
Introductie van het SBV heeft de meeste gevolgen wanneer het virus wordt geïntroduceerd wanneer er sprake is van een populatie dieren die geen afweerstoffen tegen de infectie hebben èn wanneer de drachtige dieren zich in de gevoelige periode van de dracht bevinden (dag 30-60 na dekking). Mogelijk leidt infectie van dieren die zich in een vroeger stadium van de dracht bevinden tot vroeg embryonale sterfte.

De aanpak van schmallenbergvirus
Op bedrijven waar zich de geboorte van misvormde lammeren ten gevolge van een infectie met het SBV voordoet kan op dat moment niet veel anders worden gedaan dan de aflammende moederdieren goed in de gaten houden. Misvormde vruchten kunnen soms tot geboorteproblemen leiden.
Preventie
De gevolgen van een infectie met het SBV kunnen worden beperkt door gevoelige dieren (met name jaarlingen) op een later moment in het jaar te laten dekken. In een aantal omliggende landen is er reeds een vaccin beschikbaar. 

Bron: Gezondheidsdienst voor dieren